Hooggeëerd publiek
Wat moet ik doen, zeggen? Ik weet het niet.
‘Hooggeëerd publiek!’
Daar sta ik dan, midden in het felverlichte zaagsel van de piste. ‘Hooggeëerd publiek!’ roep ik nog een keer, tegen de paar mensen die ik op de donkere, lege tribunes zie zitten. Ik weet niet zeker of ik mijn rode pandjesjas en hoge hoed draag of nog in mijn clownspak loop – onder de lampen is het kostuum hoe dan ook absurd warm, het zweet gutst me over de rug, lekt van mijn voorhoofd, bijt in mijn ogen. De drummer van de band begint aan een roffel, nu moet er iets gebeuren. ‘HOOGGEËERD PUBLIEK!’ schreeuw ik, mijn stem slaat over, de paniek is volledig. De lampen nu ongenadig felle zonnen, mijn pak is drijfnat. Wat moet ik doen, zeggen? Ik weet het niet. Ik weet het niet.
De drumroffel sterft uit zonder verlossende bekkenslag, de band zwijgt. De mensen die ik net nog dacht te zien lijken te zijn vertrokken. Ik kijk omhoog. Onder het roodwitte tentdoek hangt stil de versleten trapeze.
Ik was hier al eens de acrobaat, ik was al de jongleur. Ik was hier al klusjesman en directeur, zwijgende clown, goochelaar, degenslikker tegen wil en dank. Hel, ik was hier al de tijger, lenig en vol belofte, ik was hier al de one-trick pony. Ik speelde hier al liedjes, vertelde hele verhalen, toverde magische werelden tot leven met niet meer dan een tafel en een stoel. De lampen gaven alles glans, lieten je een meter boven het zaagsel zweven. Iedereen, ik ook, had nog genoeg aan de belofte dat het vertoonde je optilde en dus gebeurde dat ook – iedereen keerde na afloop zacht gloeiend terug naar de werkelijkheid, die daardoor niet meer hetzelfde was, niet meer hetzelfde kon zijn.
De echte wereld is door de rafelende naden mijn tent binnengeslopen. Ik lig in het zaagsel, en vermoed dat die wereld er altijd al was, ik hem gewoon niet zag. Dat ik bij alles wat ik deze piste in bracht helemaal zelf het publiek bedacht. Dat ik boven de piste de roodwitte hemel verzon, de drummer en de koperblazers, het orkest alleen in mijn kop ooit klonk. Dat ik zelf door mijn brandende hoepels sprong. Waarom?
Omdat ik na elke kunst graag het hoofd in deemoed boog. Voor een al dan niet ingebeeld publiek. Hooggeëerd publiek.




Mooi. 💕